top

Broeikasgassen door veenoxidatie

Om op de Nederlandse veenweiden te kunnen boeren worden van oudsher grondwaterstanden kunstmatig laag gehouden. Hierdoor komt de toplaag van de veengrond in contact met zuurstof en oxideert (of ‘verbrandt’) het veen, met bodemdaling en de uitstoot van broeikasgassen als CO2 en methaan als gevolg. Met maatregelen als peilverhoging en waterinfiltratiesystemen kunnen grondwaterstanden weer worden verhoogd en de uitstoot worden verminderd.

1

Wat zijn de feiten?

De belangrijkste broeikasgassen die door de veenweidegebieden worden uitgestoten zijn Koolstofdioxide (CO2), Methaan (CH4) en Lachgas (N2O). De omstandigheden waaronder deze vrijkomen verschillen. De broeikasgassen die in het veenweidegebied vrijkomen verschillen in sterkte en worden uitgedrukt in CO2-equivalent (CO2-eq), zo zijn ze met elkaar vergelijkbaar. De uitstoot van broeikasgassen uit de veenweidegebieden bedraagt naar schatting twee tot drie procent van de totale Nederlandse uitstoot. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat in de veenweidegebieden voor 2030 de uitstoot met één Megaton CO2-eq per jaar moeten worden teruggebracht. Het NOBV onderzoekt wat de huidige broeikasgasuitstoot uit verschillende veenbodems is en welk effect verschillende maatregelen tegen veenafbraak hebben op deze uitstoot.

Bekijk de animatie ‘veenafbraak, broeikasgasemissies en maatregelen’ voor meer informatie.

In gebiedsprocessen worden per polder maatregelen uitgewerkt die onder andere moeten leiden tot het terugbrengen van de uitstoot. Provincies werken hun beleid in overleg met stakeholders vast in Regionale Veenweide Strategieën en nemen maatregelen pakketten op in provinciale programma’s landelijk gebied.

Effecten van maatregelen zijn afhankelijk van specifieke condities
2

Wat zijn de actuele ontwikkelingen?

Onderzoek:
Tussentijdse onderzoeksresultaten van het NOBV zijn in 2024 opgeleverd. In het najaar van 2021 zijn de eerste twee meetjaren afgerond en zijn de eerste bevindingen gepubliceerd. Een belangrijke constatering, na deze eerste twee meetjaren, is dat de werking en effectiviteit van maatregelen complex is. Resultaten kunnen per gebied en van jaar tot jaar verschillen. Dat betekent dat huidige bevindingen voorlopig zijn. Er zijn meer meetjaren nodig om conclusies te kunnen trekken. Er zijn wel vijf hoofdpunten benoemd. Hier zijn de tussentijdse resultaten uit eind 2024 zijn te vinden.

 

Beleid:
De verschillende provincies vertalen de Nationale opgaven  in samenhang met de Regionale Veenweidestrategieën, in Provinciale Programma’s Landelijk Gebied (PPLG).

3

Voor wie is het belangrijk?

Het Rijk is gehouden aan de doelstellingen van het Klimaatakkoord. Provincies voeren de regie over de uitvoering van de afspraken en werken hier samen aan met hun regionale partners zoals waterschappen, gemeenten, LTO Nederland, gebiedscollectieven, terreinbeheerders en milieufederaties. In de gebiedsprocessen wordt samen met agrariërs en de agrarische collectieven onderzocht en besproken welke maatregelen concreet genomen kunnen worden. Adviseurs en draineurs dragen bij aan het ontwerp en de aanleg van bijvoorbeeld de waterinfiltratiesystemen. En onderzoekers werken, vaak ook samen met agrariërs, aan de ontwikkeling van fundamentele kennis en innovaties.

Fietsers in veengebied waar veel bodemdaling voorkomt
4

Hoe gaat het nu verder?

Onderzoek: Kijk op de website van het NOBV voor meer informatie over de meetlocaties en de actuele stand van zaken van de onderzoeken. Het NOBV blijft de komende jaren meten en onderzoeken. Het aantal meetlocaties wordt daarbij uitgebreid. Zo zijn er meetlocaties bijgekomen waar aan de relatief nieuwe maatregel ‘klei in veen’ (het verstevigen van veengrond door er klei door te mengen) onderzocht wordt. Ook worden er verkennende metingen aan verschillende natte teelten, zoals veenmos, cranberry en miscanthus opgezet. Daarmee wordt het inzicht in de effecten van deze maatregelen vergroot. Door meer data te vergaren worden de onzekerheden steeds verder verkleind.

Beleid: ondanks dat er nog veel beleids- en onderzoeksvragen zijn gaat de gebiedsgerichte aanpak door om de doelen op het gebied van broeikasgasreductie en bodemdaling te halen. Provincies, waterschappen en soms ook gemeenten hebben een faciliterende rol in deze processen.